Van de Beckenkamp
Image default
Eten en drinken

Hoe aardappelen te telen

Wat is er mooier dan naar je eigen tuin te gaan, wat aardappelen op te graven die je liefdevol hebt verbouwd en ze te veranderen in heerlijke, knapperige gebakken aardappelen voor je zondagse maaltijd? Of een stomende stapel frietjes koken? Zelf aardappelen kweken is relatief eenvoudig.

Volg onze stapsgewijze handleiding, die een gids bevat voor aardappelsoorten en enkele inspirerende receptideeën voor uw kostbare pudding.

Stap één: kies je aardappelen

Verschillende aardappelen hebben verschillende eigenschappen, dus denk goed na over hoe je ze wilt gebruiken. Sommige aardappelen breken in een luchtige textuur, waardoor ze ideaal zijn voor puree, bakken, wedges en chips (zoals Maris Piper en King Edward). Anderen behouden een wasachtige, stevige textuur en zijn beter voor soepen, stoofschotels en salades (zoals Desiree, Maris Peer of Charlotte voor salades).

Verschillende variëteiten hebben verschillende plant- en oogsttijden, van First Earlies die – zoals de naam al doet vermoeden – de eerste zijn die rijpen tot Main Crop, die in de late zomer tot de herfst rijpen en kunnen worden bewaard om de winter door te komen.

Onze tabel hieronder belicht enkele belangrijke variëteiten, hoe u ze kunt gebruiken en hun plant- en oogsttijd.

Stap twee: Chitting

Als je je aardappelen eenmaal hebt, laat ze dan eerst ‘chit’ – d.w.z. ontkiemen – voordat je ze plant. Hierdoor groeien ze sneller en sterker.

Om uw aardappelen te ‘chitten’, plaatst u ze in februari – maart in een bak met de scheuten naar boven (of eierdozen werken ook goed). Zet het dienblad ergens licht, beschermd tegen zowel extreme kou als hitte. Laat ongeveer 6 weken staan, totdat de spruiten 1,5-2,5 cm lang worden.

Stap drie: plant (in de grond of in een kweekzak)

Als u in de grond plant. Kies een zonnige plek en graaf de grond grondig om, draai hem om. Graaf een greppel van 15 cm diep en 15 cm breed. Plaats je pootaardappelen in de greppel, op een onderlinge afstand van 25-30 cm, met de scheuten naar boven gericht. Bedekken met aarde. Als u meerdere sleuven graaft, zorg er dan voor dat ze minimaal 60 cm van elkaar verwijderd zijn.

Bij het planten in een kweekzak. Vul de zak met ongeveer 15 cm compost. Leg er drie of vier aardappelen op, met de scheuten naar boven. Bedek met nog eens 15 cm compost en geef goed water.

Stap vier: bodem en water

Of je nu in de grond of in een zak kweekt, binnen een paar weken zouden er scheuten moeten verschijnen. Bedek de eerste scheuten met een laag aarde (in de grond) of compost (in een zak) ter bescherming en houd goed water.

In de grond, zodra de scheuten 5 cm hoog zijn, bedek je ze nog twee keer met aarde en blijf je water geven – dit proces wordt ‘aarden’ genoemd. Blijf in een zak bedekken met een nieuwe laag compost en geef water totdat de scheuten 5 cm van de bovenkant van de zak zijn.

Stap vijf: oogsten

Ongeveer 12 weken na het planten (of, tot 18 weken voor hoofdgewassen) komen uw aardappelen in bloei, wat aangeeft dat ze klaar zijn voor de oogst. First Earlys kunnen direct worden opgetild en gegeten. Second Earlies en Main Crop rassen kunnen wat langer in de grond blijven.

Graaf voorzichtig vanaf de grond en zorg ervoor dat u geen blauwe plekken krijgt. Haal de hele plant uit een kweekzak. Was je aardappelen en bewaar ze op een koele, donkere plek.